Aan het einde van de jaren ’90 is er in Overschie – Oost een buurtje gebouwd, met relatief kleine (koop-) woningen in smalle straatjes. Aan de kopers van deze plannen werd als optie een dakopbouw aangeboden, ter vergroting van het aantal beschikbare kamers. Deze dakopbouw moest passen binnen de grenzen van de algemene bouwverordening omdat er geen recent bestemmingsplan voorhanden was. Effectief betekende dit dat er op de bovenste bouwlaag nog een puntkap gebouwd mocht worden met daarin twee kamers. Gezien de ‘kubistische’ vormgeving van de woningen had dit als resultaat dat er een blokje met een terugspringende voor- en achtergevelrooilijn en, in het geval van de kopwoning, ook nog zijgevelrooilijn, op het dak gebouwd mocht worden.
Bij de woningen op de koppen van de straatjes betekende dit dat er effectief maar een kamer extra bijkwam.
Een van de bezitters van zo’n kopwoning, onze opdrachtgever, vond de toegevoegde waarde te klein en heeft ons gevraagd om te onderzoeken of er toch geen mogelijkheden voor een grotere dakopbouw waren.
Wij hebben een ontwerp gemaakt waarbij wij de terugliggende voor- en achtergevel hebben gerespecteerd, omdat de reeds gebouwd dakopbouwen van de buren dan in een lijn aansluiten op die van onze opdrachtgever. Wij hebben er echter voor gekozen om de bakopbouw aan de zijgevel door de rooilijn te laten steken met een diepte gelijk aan de reeds bestaande (en ook door de rooilijn stekende) luifel. Dit levert extra vierkante meters op die een indeling met twee kamers mogelijk en rendabel maakt.
Een bijkomend voordeel is dat het balkon uitkijkt over het plantsoen en niet in de tuinen en dakopbouwen van de achterburen die vanwege het geringe stedebouwkundige profiel nogal dicht op elkaar liggen.
We hebben gekozen voor een uitvoering in (vergrijzend) Western Red Cedar omdat deze in de loop van tijd goed zal kleuren bij de leienbekleding van de reeds bestaande dakopbouwen.